- tondamen
Blog 4 - Een brief aan mijn kleinkind.
Lieve, lieve Lior (licht) of Chaya (leven), of Elena (ook leven),

Efraim (verhoogd), dan wel Hila (schijnsel), Shaina (schitterend), Yentl (nobel), Hannah (God is genadig).
Chaya betekent licht in het Hebreeuws, Elena, de naam van mijn Armeense vrouw, betekent ook licht, maar dan vertaald vanuit het Arabisch. De naam is in de oudheid ontstaan. De herkomst is taalkundig weliswaar Arabisch, maar in feite Grieks. Enkele van de door mij genoemde namen komen rechtstreeks uit de Tenach, het boek uit de joodse oudheid, nog van voor de Grieken en natuurlijk helemaal voor de Romeinen. Andere namen komen vooral van de Grieken. Het maakt niet uit of je een jongen of een meisje bent, en of je islamitisch, joods, Romeins of Grieks bent. Maar het lijkt me wel leuk om de achtergronden van je naam te kennen. Mama en papa hebben vast een ‘hééééél erg’ mooie naam voor je uitgezocht. Intussen is het hier nog volop zomer en fantaseert opa dat hij met jou vakantie viert.
Ik denk dus aan jou, praat in gedachten zelfs al tegen je alsof we elke dag samen spannende dingen gaan doen. Ik ratel maar door. Het valt me op dat ik meestal een meisjesnaam gebruik. Laatst was dat Romée. Het lijkt alsof ik denk dat je een meisje bent, terwijl we dat nog helemaal niet weten. Soms bedenk ik hoe ik precies hetzelfde zou doen als je een jongen bent, of gewoon gezellig met een tweelingbroertje, maar uiteindelijk hoor ik mezelf je toch weer een meisjesnaam te geven.
Opa droomt al van jou. Elke dag. Het is hier, juli en augustus, wisselend weer, maar lekker warm. Het eerste wat we samen zouden doen is na een woeste bui in Leeuwarden een vette plas in de stad zoeken. Lopen doe je nog niet. Ik heb je wel blauwe laarsjes met zo’n warm wit kraagje bovenop - aangedaan. En, ja, inderdaad, blauw: Ik ben er dus toch ook mee bezig dat je een jongen kunt zijn.
Jij kijkt me vragend aan. Dan spring ik midden in de plas. Het water spat uiteen. Ik lach geforceerd, maar probeer dat als professioneel acteur zo te doen dat het vooral tegenover jou lijkt of ik echt lach. Het lukt niet meteen. Na drie keer zie jij er ineens ook de lol van in, en springen we precies tegelijk in de plas. Hi, hi, we lachen nu spontaan.
Langzaam worden we al springend kleddernat. Ik heb handdoeken mee, til je op en neem je snel mee naar huis, waar droge kleertjes wachten. Ons eerste geheimpje is geboren. Want nu we het één keer leuk hebben gehad hiermee, wil je het heel vaak opnieuw doen. Je wordt zelfs steeds drukker en wilder en kraait het al uit als we nog naar de waterplas toe moeten lopen.
Als je wat groter bent wandelen we samen super langzaam langs het water van het IJmeer, de vroegere Zuiderzee. We staan met onze blote kakkies in de lage branding van de vroegere zee. Opa wankelt, probeert een piepklein zwart ‘eendje’ te pakken, dat zijn moeder kwijt is geraakt.
Het valt niet mee, maar het beestje is kennelijk zo verzwakt dat het lukt het op te rapen. ‘Tweet’, ‘tweet’, ‘tweet’, kwettert ons ‘eendje’ onophoudelijk, maar veel kunnen we niet doen. Jij kijkt met grote ogen als ik je het ‘drijfsijssie’, in de woorden van Amsterdammers, in de handen te wurmen. Je laat het vallen en ons diertje zwemt in paniek weg, nog altijd luid piepend.
We zijn er toch wat van uit balans geraakt. Vooral opa. Wat moeten we lachen als jij of opa prompt valt. We komen niet meer bij. Je bent intussen helemaal verzot geworden op alles wat met water, springen in water en vallen in water te maken heeft. Water maakt ook hongerig. Je hebt een goede trek en daar weet opa wel raad mee.
We leren samen alles proeven. Met kleine hapjes gaat het er van alles in. Poffertjes eten bij de oudste poffertjeskraam van Nederland in Laren, die ruim in de roomboter en geserveerd worden onder een duinlandschap van poedersuiker, maar ook bij de haven een klein stukje haring happen. Alles wat je niet zo heel lekker vindt, slik je snel door. Je probeert het later nog eens. Wat je echt laat staan heeft opa opgegeten voor dat je het door hebt.
Vissen! We gaan natuurlijk zeevissen met een werphengel en een pater noster. Hollandser kan niet. Voor opa had zijn opa of ome Wub, de beste visser in de familie, de zogeheten onderlijnen gemaakt.
Ik vertel hier even hoe het er bij zeevissen in mijn herinneringen aan toegaat. Aan de hengel hangt uiteindelijk lood of steen met een stuk of vijf draadjes en haakjes. Daar plaats je levend aas, wormen of kleine visjes als je een grote tong of griet wil vangen.
Dan zwaai je met één grote zwiep hengel over het hoofd en laat je de lijn van je vismolen aan je hengel los, als het lood grote vaart heeft gekregen. ‘Zzzzzzzzie……!’ - een voor een kind heel spannend geluid, en je ziet de pater noster de zee in vliegen. Mijn opa en ome Wub konden dat heel goed. Mijn vader minder, maar hij kon er begeesterd over vertellen.
Door aan de vismolen te draaien haal je de paternoster dichterbij. Als die op de goede plek ligt, blijf je overal van af. Ssst… dan staar je naar het topje van de hengel. Dat gaat heftig heen en weer als je beet hebt. Het is nog een heel gevecht om de tegenstribbelende vissen die aan je hengel rukken binnen te halen. Uiteindelijk neem je de meest verse vis die je kunt bedenken mee naar huis. Nederland biedt nog zo veel meer. Wat dacht je van oesters zoeken op de Wadden of mosselen op de banken van Zeeland?
Maar ook: verse krieltjes en een mooie sla uit de grond halen. Bramen en aardbeien plukken. Raapstelen, rammenas, rode biet, veldsla, andijvie, boerenkool, doperwten en verse tuinbonen (oorspronkelijk Afrika), nadat ze zijn gedopt. Mango. Zelf kersen van de boom halen in de Betuwe. Paddestoelen zoeken (wel gevaarlijk, nooit alleen doen), asperges steken in Limburg. Rabarber oogsten en klaar maken. Appels en peren plukken.
Oude groente moet je ook proeven. Pastinaak, kardoen, schorseneren, meirapen, merkool, kelen (raapstelen). Papa’s oma Janneke kon heel lekker schorseneren maken. Dit is de top van de klassieke Nederlandse keuken en super gezond. Andijvie met knoflook en een scheut wijn uit het water eten. Even proeven en wennen. Maar gezonder en milieuvriendelijker kun je het niet vinden in de wereld. Topkoks werken tegenwoordig veel met pastinaak, een ongekend mooie Nederlandse groente, en die zoeken ze zo dicht mogelijk bij huis.
Ik zie voor me, dat wij deze leuke dingen vooral door de week doen. En dan met zijn allen en vooral papa, Max, Lotte, of misschien ook wel Simon voetbal kijken, ook al zo’n Nederlandse sport. We hoeven niet op wintersport, hooguit een keertje, om te zien hoe geweldig Oostenrijkers hun sport beoefenen. Maar wij zijn Nederlanders en koesteren onze mooie sporten. Ik zou het je allemaal graag willen laten zien. We eten geen populaire ‘wraps’, een milieuvervuilende vondst (Boston 1982) en vaak verkeerd klaargemaakt, maar liever een eerlijk stuk brood (meel of bloem en water, eventueel beetje gist) dat al duizenden jaren goed volksvoedsel is.
Natuurlijk zijn we vrienden met dieren, de leuke katjes thuis en alle honden die naar ons toe komen. Ze willen gezellig bij ons zitten. Samen moeten we leren hoe je dieren goed kunt verzorgen. Ik weet zeker dat je beesten heel leuk vindt. Opa is dol op dieren, helemaal op honden. Ze zijn de enige wezens op aarde die weten wat eeuwige trouw is.
Het is belangrijk dat we de karakters van alle dieren kennen en met hen om leren te gaan. Opa kent alle vogels, van de grijze Grutto tot de Stekelstaartsnip en de dik gebefte Drieteenzandloper bij de voornaam :-) Hoe leuk is dat? Ik droom ervan ze jou ook te leren.
Je weet later natuurlijk wel dat we dit niet samen kunnen doen omdat jij later bent geboren dan opa leeft. Maar dat geeft niks. Dat is helemaal niet erg. Jij hebt zo veel opa’s, oma’s, neefjes en nichtjes, dat die alle leuke dingen die opa heeft bedacht met jou gaan doen. Je hebt bijvoorbeeld oma Ellen, die werkelijk dol is op kleine kinderen, maar ook precies weet, beter dan opa, hoe ze met kinderen en vooral met jou om moet gaan. Er bestaat geen kindje, op de hele wereld niet, waar met zoveel liefde en smart op wordt gewacht.
Papa en mamma zijn ook al helemaal dol op jou. Zij weten dat ik net zo veel van jou houd als zij. Ze zullen je nog veel over opa vertellen en dan ga jij later mij van de foto’s, filmpjes, mijn verhaaltjes en mijn boeken kennen. Je zult me uiteindelijk beter kennen dan menig grootouder die zijn kleinkind wel heeft mogen vasthouden, want ik laat een zee aan vastgelegde mooie herinneringen achter, die je allemaal ooit zou kunnen bekijken. Het is te veel om op te noemen.
Natuurlijk zouden we heel veel foto’s maken en tekenen. Opa gebruikt ouderwetse vulpotloden, ook om verhaaltjes op te schrijven, verhaaltjes die papa je kan laten zien. Maar potlood is voor kinderen een beetje saai. Mama gaat je vast helpen de plaatjes met een paar kleurtjes op te vrolijken. Op school zul je het denk ik niet moeilijk hebben als je van iedereen thuis al iets leert en veel in boekjes kijkt. Podcasts voor kinderen, dat is ook leuk.
Ik zou goud geven om je echt actief mee te maken. Maar het verschil met het contact dat we al hebben, sinds ik weet dat jij eraan komt - Tadaaaaa! We zijn daar zo blij mee - en de aandacht die er voor andere kinderen kan zijn, is niet groot. Kinderen hebben doorgaans geen directe herinneringen aan hun jeugd totdat ze drie of vier jaar zijn.
Mensen denken vaak dat ze het zich wel herinneren, maar dat is niet zo. Wat mensen nog weten zijn de anekdotes die hun ouders of tante hen later bij herhaling vertellen. Kinderen herinneren zich die voorvallen niet zelf, ook al denken ze van wel, maar ze kennen ze uit de overlevering.
Mensen denken hier in Friesland dat ze nog een beeld hebben van de Elfstedentocht, terwijl ze twee jaar oud waren. “Wy sieten dêr op 'e brêge by de moikes Tjitske en Lobke," sizze se. "Ik wit noch krekt. Wy krigen Fryske dumkes mei nuten en anys.” Ofwel: “We zaten daar op de brug met de tantes Tjitske en Lobke,” wordt dan gezegd. “Ik weet het nog precies. We kregen Fryske dumkes met noten en anijs.” Behoorlijk overtuigend zou je zeggen; de herinnering is er nog. Maar niks hoor. Het kind heeft een foto gezien en tante Tjitske blijft er over vertellen tot ze tachtig is of ouder. Het kind herinnert zich niets anders dan de steeds maar herhaalde terugblikken van tante.
De herinneringen die wij samen voor jou vastleggen doen niet onder voor de (valse) herinneringen van anderen. En jij hebt straks een kelder vol, meer dan je aankunt. Iedereen zal begrijpen dat je gewoon leeft, lekker speelt en de dingen doet die jij leuk vindt, en je niet met het verleden bezig houdt. Denk jij maar lekker aan de regenplassen waar we samen in zouden springen. Laat het daar bij. Ga niet die kelder in.
Maar mocht je toch ineens nieuwsgierig zijn naar het echte ‘vroeger ‘, dan hebben we alles zo goed mogelijk gedocumenteerd om je een helder beeld te geven. Jouw ‘herinneringen’ aan opa zullen zeker niet slechter zijn dan die van andere kinderen aan hun grootouders. Daarom kan ik je nu al zeggen dat ik heel, heel, heel veel van je houd. En dat zul je weten ook.
Ooit herinner je je: opa introduceerde bij mij eenvoudige Nederlandse activiteiten, die passen bij onze cultuur. Wij zijn zwemmers, zeilers, schaatsers, en drinken Hollands gerstenat. Wij zijn Nederlanders, waterratten.
We drinken een zeer oude genever van Femmy van Wees (1959) in de Jordaan, herkenbaar aan de klassieke Nederlandse kruiken met het Ooievaartje erop en grijpen niet meteen naar een single malt Ierse whiskey, ook al kan die ook lekker zijn en zullen we die heus nog wel eens drinken. De ambachtelijke distilleerderij De Ooievaar stookt zestig likeuren en achttien bijzondere jenevers, met een traditie van vierhonderd jaar. Het aanbod zou iedere whiskey-drinker ervan moeten kunnen overtuigen dat je in Nederland beter af bent bij Van Wees, die sinds 2000 door Femmy is overgenomen van haar vader Cees, die de zaak weer in handen kreeg van zijn vader.
We zijn overigens niet van de Zwarte Kousenkerk. Kom maar op met die whiskey, als je die per ongeluk in huis hebt staan. Lekker. Maar mijn eerste keus is het niet. Bij mij staat de vraag voorop: wat is er tegen een eerlijke, bijzondere jenever, of genever, van de allerhoogste kwaliteit van eigen bodem, die niet per schip of vliegtuig ingevoerd hoeft te worden. Niets. Hij is alleen maar beter en lekkerder, als je hem drinkt op Nederlandse bodem, waar hij geboren en getogen is. Helemaal vegan bovendien. Niet vegetarisch of zo, nee, vegan, zonder enige belasting van het milieu. Vegan! Alcoholisten, voor wie de stenen kruiken te duur zijn, kunnen grijpen naar een verantwoord en milieuvriendelijk alternatief: Ketel 1 van Nolet Distillery, al moet je de kwaliteit niet vergelijken met Van Wees. Grootoma Janneke dronk Ketel 1.
Hetzelfde verhaal gaat op voor Nederlandse kaas. Oude kaas rijpt bij Wereldse kaas van Klaas (vroeger Dini en Klaas Grootveld, tegenwoordig Tsjoe en Yoeri Bos ) drie tot vijf jaar. Het is ook de moeite waard te bekijken wat sterrenkok Bas van Kramer en zijn biologische boer Perre Felter momenteel in Oost-Nederland doen. Ze gebruiken alleen Nederlandse producten, plukken die uit tuinen en komen al proevend verder. Onlangs moest topkok Alain Caron, die in zijn keuken altijd boter en room nodig heeft, op televisie erkennen dat Van Kramer met de Japanse benadering, volledig vegan, ongeveer hetzelfde niveau bereikt als hij.
Gewaarschuwd moet worden voor wat Oostblokkers ‘aforisten’ noemen; meelifters, zeg naar oplichters. Een goed voorbeeld is Old Amsterdam. Dat merk bestond niet. De firma suggereert ambachtelijke oude kaas te maken, maar rijpt de kaas ongeveer de helft van de tijd die ervoor moet staan. Het tekort aan smaak wordt opgelost door extra zout toe te voegen. Bols doet ook zoiets met jenever. En dan supermarkten. Humus dient voor zeventig procent te bestaan uit kikkererwten en voor vijftien procent uit tahin. De winkels bezuinigen daarop en compenseren het verschil met zeer ongezonde olie en zout. De consument wordt op het verkeerde been gezet en eet ongezond.
Als je dit leest als je straks ouder bent, mijn lieve Romée, dan weet je waarom opa zo geïnteresseerd is in alles wat natuurlijk en Nederlands is. Wat van dichtbij komt, blijkt gezonder voor jou en iedereen. Maar probeer nooit extreem te zijn. Ook niet op dit vlak. Je wil af en toe ook eens met eigen ogen zien wat er in de wereld te koop is. Aarzel dan niet en ga heerlijk op reis. Pak gewoon een vervuilend vliegtuig. Waarom niet? Hoe vaak doe je dat nou?
Er is nog een goede reden om te vliegen. Je kunt in sommige tijden kiezen voor de ‘blue zones’, gezonde, warme oorden waar de lokale bevolking aantoonbaar langer leeft en zieken en kwetsbaren zichtbaar opknappen. Dan ga je vliegen in belang van gezondheid. Dat deed mama tijdens haar zwangerschap en opa toen hij kanker kreeg.
Hoe kom ik hier allemaal op? Het heeft me de sterk te maken met mijn conservatieve verleden. Ik ben geadopteerd in 1958 door ouders die vanwege de procedures mij als baby van zeven maanden kregen, toen zij zelf tien jaar ouder waren dan de ouders van mijn latere vriendjes en leeftijdgenoten. Mijn adoptievader Jan Damen werd geboren op 2 februari 1921, zijn vrouw, Nel Damen-Tromp, op 26 mei 1922. Zij groeiden op met de zeer conservatieve normen en waarden van de rooms-katholieke kerk van die tijd, twintig jaar voor de Tweede Wereldoorlog. De kerk eiste volledige toewijding, een traditionele rolverdeling thuis, forse bijdragen voor pracht en praal in de kerk, plus geld dat gebruikt kon worden als steun voor parochianen die zich en gedroegen naar de eisen van de clerus en ook zelf besparingen hadden afgedragen aan de kerk. Wie daar niet aan kon voldoen werd geëxcommuniceerd en wachtte een toekomst als bedelaar op straat.
De touwtjes werden door de kerk veel te strak aangehaald. Doordeweeks werd hard gewerkt voor een steeds lager salaris en op zondag, hun enige vrije dag, verschenen de gelovigen verplicht urenlang in de kerk, waar zij op de mooiste uren van de dag, op hun kniën, dankbaarheid moesten uiten voor de goede zorgen. Later kwam de beurskrach van 1929 en werd alles nog erger. Ondernemers speelden werknemers tegen elkaar uit, maar die moesten koste wat het kost wel sparen om aan de onveranderde plichten van de kerk te voldoen. Wie dat onvoldoende lukte, belandde in de goot.
Mijn positie was vergeleken met mijn leeftijdgenoten behoorlijk ‘anders’, als je bedenkt dat het gedachtegoed van mijn ouders in grote mate werd bepaald door hun ouders, die stammen uit de negentiende eeuw. Opa Frans (Franciscus Arnoldus Tromp), wij zeiden altijd gewoon opa, werd geboren op 16 oktober 1891, en oma (Petronella Cornelia Tromp-Gomes) op 7 december 1982. Zij waren de ouders van mijn moeder. Omdat zij dicht bij elkaar in Amsterdam woonden, gingen we met hen het meeste om. Tussen hen en mij zitten 3,5 generaties. Over AOW, verzekeringen, pensioenen - allemaal zaken die mensen onafhankelijker en sterker kunnen maken, was nog nooit gedacht. Het katholieke volk werd geknecht en vertrapt door de eigen kerkelijke gezagsdragers. Kritiek daarop werd niet openlijk gegeven.
Rond mijn geboorte, 14 januari 1958, brak in de rooms-katholieke een spectaculaire revolutie uit. Het democratiseringsproces sloeg over van de politiek naar de kerk. De vernieuwing sprak mijn adoptievader enorm aan. Centraal in dit proces stond allereerst het religieus denken, waarin bijvoorbeeld de Jezuïeten een grote rol speelden. Deze grote denkers binnen de kerk zeiden luider dan eerst dat de kern van het geloof niet wordt bepaald door de clerus en de paus.
Nee, katholiek zijn, verkondigden zij, betekent op de eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid hebben en die dragen. De ziel is leidend. Het is niet de bedoeling dat parochianen slaafs volgen wat de pastoor, de bisschop, de kardinalen en de paus willen. Zij moeten voorrang geven aan wat zij zelf in belang vinden van de kerk en de hele maatschappij. Rome beschouwde dit als een directe aanval op haar macht, waarna een enorme strijd ontstond tussen Rome en de linkervleugel die binnen de kerk aan het ontstaan was.
Dit mondde uit in het Tweede Vaticaans Oecumenische Concilie (1962-1965). Het was niet alleen een strijd van onderop. Grote geesten als bisschop Huub Ernst (Hubertus) van Breda werden voortrekkers van de modernisering. Dat gold ook voor de progressieve monseigneur Bekkers (Wilhelmus Marinus) van Den Bosch. Hij was niet militant, maar vond wel dat de kerk gelovigen niet de moraal moest voorschrijven. In 1963 zei hij bijvoorbeeld dat parochianen zelf moesten beslissen of zij de anti-conceptiepil wilden gebruiken.
Bekkers opvolger in Den Bosch, Bisschop Johannes Bluyssen, was nog veel meer uitgesproken en werd speerpunt in de strijd. In Amsterdam had de zeer belezen jezuïete pater van Kilsdonk (Johannes Cornelius Josephus) een enorme uitstraling. Literatuurcriticus Kees Fens en mede strijder Huub Oosterhuis waren leerlingen van hem. Van Kilsdonk - bijnaam ‘Kater van Pilsdonk’ - bezocht dagelijks de populairste cafés in de hoofdstad om van studenten te horen hoe ze dachten. Afhaken was niet nodig, vertelde hij hen, want de democratisering speelde zich af binnen de kerk zelf. Ook bisschop Tiny Muskens (Martinus, Petrus, Maria) sprak zich uit. Hij toonde zich voorstander van de afschaffing van de verplichte koppeling tussen celibaat en priesterschap en later van het condoomgebruik ter voorkoming van aids. Hij las Jan Wolkers en Gerard Reve om de cultuur van de jaren zestig tot zich te nemen.
Deze strijd trok als een veenbrand door de kerk. Jongeren stookten het vuur op. Koren richtten zich op, maar er werd ook rockmuziek mee naar het altaar gebracht. Tot verbijstering van conservatieve pastoors werden complete bands de kerk binnengehaald, waarbij drummers oorverdovend op hun drumstel konden rammen. De ‘beatmis’ was geboren.
Bij de katholieke Volkskrant werd de oude hoofdredacteur Joop Lücker onttroond. De redactie koos Jan van der Pluijm, een gezellige Brabander uit Breda, als diens opvolger. Mijn vader, Jan Damen, hield zich aanvankelijk als chef van de financieel-economische redactie wat afzijdig.
Lücker wist niks van geld en had zich nooit met de financiële redactie bemoeid. Toen de redactie Jan vroeg of hij hom of kuit wilde uitspreken, schaarde hij zich zonder een moment na te denken achter de opstandelingen. Van der Pluijm vroeg mijn vader om als budgetbewaker zijn adjunct te worden. Niet lang daarna haalden zij op 25 september 1965 de onderkop ‘katholiek dagblad’ weg. Al eerder was ‘politiek hoofdredacteur’ Carl Romme, leider van de KVP, naar de uitgang van de krant begeleid.
Een dagblad is onafhankelijk en geestelijk voedsel voor alle meningen, vonden Van der Pluijm en consorten. Op de krant waren de redacteuren euforisch, maar familie en kennissen thuis vonden dit minder leuk. Sommigen spraken er schande van, maar Jan trok zich nergens wat van aan. Ik zie hem nog op verjaardagen simultaan discussiëren met al zijn broers, terwijl hij - “eigenwijze opflikker! - het jongste broertje was.
Ineens was daar voor mij een ander geluid dan de conservatieve opvoeding. Ik leerde wat democratie en eigen verantwoordelijkheid betekende: Als ik zeker weet dat iets niet deugt, dan moet ik niet volgzaam de baas volgen, maar vol de hakken in het zand zetten en de strijd aangaan. En aan echt slechte of criminele zaken moet je helemaal niet meewerken. Zie het nut van het kapelaansverzet in Limburg. Dat heeft levens onder Joden gered.
Daarna volgde de seksuele revolutie. Die stond haaks op mijn opvoeding, maar eenmaal puber en student ging ik natuurlijk voor de bijl. Toen ik ruim anderhalf jaar in de VS woonde was ik als buitenlander zo populair dat ik me alles kon veroorloven. We dachten dat seksuele vrijheid alleen maar goed was. Nu denk ik daar weer anders over.
Als opa hoop je zo dat jij als kleinkind verder kunt met je eigen ervaringen, maar ook met zijn ervaringen. Niemand hoeft conservatief te zijn, maar het is misschien weleens nuttig kennis te nemen van bepaalde normen en waarden en de achtergronden. In de kerk werd de macht van de clerus misbruikt. Maar het kan geen kwaad om zelf ook goed na te denken over relaties. Ga je met iemand een kind krijgen die er alleen maar leuk uitziet of wil je dat die ook een goede en betrouwbare partij is?
En dan je eigen verantwoordelijkheid. Volg je braaf wat chefjes, managers en leidinggevenden zeggen of wat familieleden die je dierbaar zijn proberen door te drukken? Ben je bang voor wat de naaste omgeving vindt? Of neem je, nadat je alles goed bestudeerd en onderzocht hebt, net als de jezuïeten je eigen verantwoordelijkheid en doe je wat je denkt dat het beste is?
Ik denk dat jij een stoer kind bent en het goed zal doen. We hebben er alle vertrouwen in dat je met papa, mama, oma’s en opa’s en alle verdere familie een fijn leven tegemoet gaat. Liefs opa.