top of page
  • tondamen

Blog 2 - Ik word opa.

Bijgewerkt op: 6 aug.


Ik word opa.
Ik word opa.

We zijn door het dolle heen. We willen het uitschreeuwen. Ik word opa! Maar ik kom niet verder dan tranen van geluk. De emoties zijn sterker dan ik ooit kon bevroeden. Het houdt niet op. Je kan bijna niet begrijpen waar al die intense gevoelens vandaan komen.


Een diep en blij gevoel maakt zich van mij meester. Ik heb kinderen op de wereld gezet, plus het aanstaande kleinkind dat eraan komt. De geboorte van een kind is het ultieme leven, dat niet ontstaat, maar wordt doorgegeven door ouders; door jou, door je kinderen, het gaat verder. Het is een mega-happening. Het grijpt ouders en grootouders enorm aan, nog voor ze het door hebben.


Het nieuwe leven is er al. Mijn kleinkind groeit alweer groter dan een embryo. Als je naar de buik van de moeder kijkt, die van onze Barbara Michelle Edelman, een mooie en sterke vrouw, zie je dat haar prachtige lichaam enorm aan de groei van het kindje werkt. Het is één samenbalsel van blakende gezondheid. Dit is de ultieme vrouw zoals je die in gedachten voorstelt: een gezond mens wiens lichaam een hele fabriek omvat, inclusief een biologische start-up, een broedkas en een melkproducent. Daar komt nog bij dat een langzaam, maar drastisch veranderend bekken de geboorte van ons kleinkind mogelijk moet maken.


De bevalling is voor de moeder ingrijpend, maar voor elke boreling exponentieel veel meer. Wat heet! Het is de grootste revolutionaire gebeurtenis in een mensenleven. Bij de ‘lancering’ wordt de baby knellend geperst door de nauwst denkbare doorgang van de baarmoeder, waar alles nog wordt verzorgd, en vervolgens min of meer ruw neergekwakt naar het rauwe bestaan op aarde, waar de baby alles zelf moet doen. Eerst moeten de longen zich ontvouwen als een parachute. Dan neemt de baby de eerste hap zuurstof en moet het daarna zelf verder ademen. Wij horen het voor het eerst huilen en speeksel doorslikken. Dan volgt zelfstandig drinken en eten, temperatuur vasthouden. Het is niet te bevatten. De plakkerige baby krijgt natte haartjes, vochtige ogen en kleurt er zweterig-rood van.


Na het drinken krijgt de ongeoefende nieuwe wereldburger, die gewend was aan kant en klaar vruchtwater, vrijwel altijd lucht in de maag en moet de spijsvertering op gang komen. Het leidt tot ongemakkelijke, bijna pijnlijke, gasvorming. Daarom moet het kind boertjes laten en wordt de baby door de ongeoefende moeder met allerlei trucs dansend en zingend heen en weer geslingerd, of onophoudelijk te zacht of te hard op het ruggetje geklopt, om dat maar voor elkaar te krijgen. Pfff. Het zal je gebeuren. Maar zonder ontluchting is het uitgesloten dat het kind gaat slapen. Daarom moet de compleet uitgeputte nieuwkomer hier wel aan geloven. Het is niet niks.


Er is zojuist een ware aanslag op het leven van de baby gepleegd. Hoe ernstig dat is, weten we nog van de negentiende eeuw, toen in grote gezinnen met tien kinderen twee of vier kinderen van de tien kort na de geboorte stierven. Iedereen kon dat met eigen ogen zien. Borelingen stierven bij bosjes. Geboren worden is zo’n zware activiteit, dat het bijna niet te doen is. Veel mensen weten dat niet meer. We zijn bijna collectief vergeten hoe dramatisch het was.


Toen mijn zoon in 1989 in de couveuse terechtkwam, vroeg ik een kinderarts wat er zoal mis kan gaan bij de geboorte. Ze gaf me een verwonderde blik. Zo kijken we er helemaal niet tegenaan, vertelde ze in een zaal vol couveusekinderen. Wij monitoren in het ziekenhuis het spectaculaire avontuur van de baby, vervolgde ze, waarbij we overal enorme gevaren en risico’s zien opdoemen en zijn achteraf stomverbaasd als ook de meest gecompliceerde geboortes, al dan niet met hulp, toch goed gaan. Dus, herhaalde ze, alles kan misgaan; het is een sensatie als ondanks dat de bevalling op zijn pootjes terechtkomt.


Ik zal de revolutionaire geboorte van ons kleinkind vanwege mijn ziekte niet meemaken. Toch laat ik vol vertrouwen mijn kleinkind achter bij de artsen, de gespecialiseerde klinieken, een stel heel verstandige ouders en een zee aan reserve-grootouders en vrijwilligers, annex hulptroepen.


De voorzet voor een goed verloop zit al in de pocket. De o zo belangrijke start is bij ons probleemloos afgerond. Na twaalf weken kun je dan met recht zeggen dat het moeilijkste begin achter de rug is.


Vergelijk de zwangerschap met een vlucht van een straalvliegtuig. Het toestel heeft getaxied, is ‘de runway’ van de luchthaven af komen stormen, steeg op met een maximale grondsnelheid van iets meer dan 360 kilometer per uur, klom naar veilige hoogte en heeft dan het meest risicovolle traject achter de rug. Het bordje riemen vast gaat uit en nu mogen passagiers hun stoel alweer verlaten voor bijvoorbeeld bezoek aan een wc. Ook kunnen ze weer bij hun bagagecompartimenten boven hun hoofden.


De piloten ademen diep hun zuurstof in, stropen de mouwen op en pakken iets te drinken. Ze hebben het hem weer geflikt. Een van hen verlaat meestal meteen even de cockpit om de benen te strekken voor een goede bloedsomloop. Trombose is een groot risico voor mensen die veel vliegen. De stewards en stewardessen draven ook weer driftig op en neer om problemen op te lossen, verzoeken van passagiers in behandeling te nemen, en proberen iedereen zoveel mogelijk comfort te bieden. De boodschap is helder: Ons toestel is in veilig vaarwater terechtgekomen.


De kop is eraf, we liggen op koers. Alle seinen staan op groen. De kans dat deze reis met succes wordt voltooid is groot. Veel groter dan in gevallen waar de ‘crew’ al bij het begin van de vlucht moet schipperen om de start tot een goed einde te brengen. Zo is het ook met onze foetus. Die heeft eveneens het moeilijkste begin van de grote reis achter de rug.


Mijn zoon Thomas is recent, toen het juist nog veel te vroeg was om de zwangerschap breed bekend te maken, naar ons tweede huis in het familiedorp van mijn vrouw in Georgië gekomen om het onder strikte geheimhouding, te vertellen. Wegens mijn ziekte wilde hij ook niet te lang wachten met het grote nieuws. Bovendien helpt hij met de technische en commerciële kant van mijn publicaties, waardoor het heel handig was dat hij me op is komen zoeken. We hebben er een werkvakantie van gemaakt.


In ons dorp Tamarisi/Tbilisi, waar we ons werkelijk door het heugelijke nieuws overrompeld voelen, schreeuwen we het al proostend - Gau Marjos! - uit. Dat is ook niet erg. Niemand die daar een taal beheerst die in Europa wordt begrepen. Mond voorbij praten is niet aan de orde. We kunnen met onze brat(broer)/neef Alik overal veilig in de avondzon het glas heffen, wat we natuurlijk onafgebroken doen. Opa Ton (…) we schieten weer vol.


Het lied “M’n Opa” - “in heel Europa, niemand zo aardig als hij” - van Hetty Blok en Leen Jongewaard, blijft in mijn hoofd rondspoken. Het werd een megahit in de jaren zestig, een knaller en dagelijks gedraaid op alle radiozenders. De meest herkenbare teksten komen bovendrijven. “Elke zondagmiddag bracht hij toffies voor me mee!”


Ook wij, twaalf kleinkinderen, stonden in augustus 1967, toen onze grootouders, Nel en Frans Tromp-Gomes, vijftig jaar getrouwd waren, op een rijtje van oud naar jong, de familie toe te zingen met een tekst geschreven op de melodie van “M’n Opa”. De emotionele gevoelens rond mijn adoptiefamilie komen ook terug. “Samen naar de apies kijken….”, “Stierenvechten spelen en mijn opa - Opa Frans, maar we zeiden gewoon opa - was de stier…” Intussen ben ik zelf op weg om opa te worden. Het is niet te bevatten. Voor oma’s geldt precies hetzelfde en zijn de gevoelens nog veel intensiever omdat zij zelf de zwangerschap aan den lijve hebben doorstaan.


“Onze” foetus is inmiddels meer dan twaalf weken. Het grote nieuws mag breed bekend worden. De zwangerschap heeft een cruciale fase bereikt. Het grootste gevaar van verliezen van de vrucht in de beginfase is voorbij. Barbara, de draagster van ons aller foetus, blaakt zichtbaar van gezondheid.


We bellen uitgelaten de hele familie rond. Droog houden doen we het allerminst. We doen daar ook niet ons best voor. Het is de essentie van leven, ons leven, terwijl ik zelf het leven juist aan het verliezen ben. Er komt een kleinkind aan, dat het verlies wat mij betreft meer dan goed maakt en dat doet me in deze fase ongekend goed. Mijn vrouw Ellen is dol op kinderen en kan als geen ander met ze omgaan. Het is onvoorstelbaar hoe gemakkelijk sommige kleuters hun ouders verlaten om bij ons te mogen logeren. Ze kiezen daarbij altijd voor Ellen. Ik voel me er goed bij. Ons kind landt weliswaar op de ruige aarde, dat kan niet anders, maar het zal zich snel als in een warm bad voelen.


Over de naam valt ook het een en ander te zeggen: Mijn naam luidt oorspronkelijk niet Damen maar Zandvliet. Als geadopteerd kind (Zandvliet is dus mijn naam van geboorte, zie mijn debuut ‘Verstoten’, in juli 2022 verschenen bij De Kring) groeide de adoptie-familienaam Damen binnen ons gezin uit tot een geuzennaam. Mijn naam is die slechts in relatieve zin.


Mijn adoptie-ouders Jan en Nel hebben echter als leeuwen gevochten om mij als hun juridisch eigen kind te kunnen aannemen. Het omzetten van mijn geboortenaam in de adoptienaam is, naast wat papieren van de rechter, het meest tastbare bewijs dat onze adoptie werd voltooid. De naam was de trots van mijn ouders. Ik zou dan ook liegen als ik zeg dat de naam Damen bij mij niet gevoelig ligt. Die staat symbool voor het adoptiekind dat ik ben.


Tegelijkertijd is dat allemaal niet meer dan een idee, een emotie. Een naam op zichzelf betekent niets. Een kind dat Indira heet, kan net zo goed Joke of Kees heten. Dat maakt niets uit. Maar voor een Hindoestaanse islamitische familie, eigenlijk voor de hele gemeenschap waarin deze familie zich beweegt, spreekt alles rond het kind zo veel meer tot de verbeelding indien het Indira heet. Een naam krijgt de betekenis die ouders, grootouders en verdere familie en sociale omgeving eraan geven.


De naam Damen, mij historisch volkomen vreemd, zit vanaf mijn jeugd diep in mijn hart. Al 63 jaar wordt me verteld dat Damen juridisch mijn naam is, hoe dat zo is gekomen en wat dat vooral ons als adoptiefamilie symboliseert. Zo beeld ik het mij ook in. Damen is voor ons vooral een symbool. Historisch bekeken ben ik Zandvliet, emotioneel Damen.


Instinctmatig verdedig ik de naam Damen als een soldaat die voor zijn laatste rantsoen vecht. Dat gebeurt vanzelf, zonder dat ik dat zelf in de gaten heb. Het is puur automatisme. Damen staat gezien de adoptie voor mijn identiteit, precies zoals het hoofddoekje voor sommige moslimfamilies aangeeft dat ze in Allah geloven. Materieel betekent het allemaal niets. Des te meer voedt het de ziel.


Lang wikken, wegen en nadenken sporen mij aan mijn te krampachtige emoties rond de naam Damen los te laten. Ze zijn niet van wezenlijk belang en die gedachte heb ik me, ondanks dat het pijn doet, me eigen gemaakt. Dat is een revolutionaire stap in mijn denken, want mijn zielenroerselen zijn uiteraard onveranderd gebleven. Dat heeft in het verleden ook de nodige aanvaringen opgeleverd.


Mijn dochter in Israël (Ron, advocaat) mocht bijvoorbeeld haar naam, Damen, bij haar Bat Mitswa veranderen in een “eigen naam”, volgens de zionistische traditie, het liefst in een klassieke Hebreeuwse naam. Dat is haar wettelijk recht in Israël. Haar moeder, die Ohayon heet, maar haar naam veranderde in Gal-On, drong daar sterk bij haar dochter op aan. Ik begreep dat, maar schrok me wel een ongeluk.


Toch heeft Ron dat niet gedaan. Pas recentelijk vraag ik haar ernaar. De naam Damen krijgt in Israël meer belangstelling, zegt ze, wijzend op haar werk als advocaat in het beloofde land. “Damen staat voor drive, vechten voor de goede zaak, succes hebben,” aldus Ron. Voor haar is het een naam die ambitie uitstraalt.


Bij Thomas’ geboorte was het wat je noemt een issue. De familie van moederskant was in de ban van feminisme en vooral oma voerde de druk op haar dochter maximaal op. We lagen ook in scheiding, terwijl we ons best deden er geen vechtscheiding van te maken.


Ik heb toen - achteraf gezien, niet zo mooi natuurlijk, maar we leefden in 1989 - powerplay gespeeld. Ik zei: als ik meer dan 80 procent van de kosten voor het kind moet dragen, krijgt hij mijn naam. Daar zag ik niets verkeerds in.


Ik had natuurlijk beter moeten overleggen en geen macho-gedrag moet vertonen. Als mijn zoon Rood, Jansen of Boersma had geheten, was dat prima geweest. Hechten aan Damen is, zoals ik me vandaag de dag pas ten volle besef, volkomen onzin. Deze naam is een symbool. Maar Thomas zegt nu geen andere naam te willen dragen dan Damen. Mijn kinderen willen zelf graag Damen heten. Dat is prima, want dan gaat het om hun emoties en niet om sentimenten die ik op ze overbreng.


Het vraagstuk komt opnieuw bovendrijven met de nieuwe partners van mijn kinderen. Ron, die 4 augustus 2022 trouwde, lijkt vast te houden aan haar naam, maar is nog niet zwanger. Wat Thomas en zijn vriendin doen is voor mij een groot vraagteken. Gelukkig heb ik goed genoeg nagedacht om geen onverstandige stappen meer te zetten op dit vlak.


Welke naam mijn kleinzoon of kleindochter krijgt, is geheel aan de ouders, heb ik gezegd. Ik zal elke uitkomst van harte steunen. Niemand anders dan ik weet dat een naam niet meer dan puur emotie behelst, valse emotie zelfs, die samenhangt met je achtergrond. Damen, ik ben er onvoorstelbaar diep aan verknocht, en toch is het niet meer dan een sentiment.


Je mag emoties wel voorzichtig toelaten. Ze geven inhoud en verdieping aan het leven, net zoals mooie films en prachtige boeken. Zie het als intrigerende gedachten, verhalen die lichaam en geest mee op sleeptouw nemen. Ze bevestigen je identiteit. Dat mag je ook mooi vinden en je kunt het niet verloochenen. Maar het is tegelijk instinctieve intuïtie. Als je daar geen afstand van kunt nemen en geen uitlaatklep voor maakt, gaat het knagen of zelfs rotten in je hoofd. Je wordt er ziek van en de psychiater maakt overuren.


Ontroering en emotionele beleving kunnen en moeten, maar daar dient het wel bij te blijven. Ik heb inmiddels geleerd me nergens mee te bemoeien en dus ook nergens druk te zetten of zelfs maar grote verwachtingen van te hebben. In plaats daarvan wacht ik af en laat ik mij verrassen. Ik probeer altijd begrip te tonen als andere keuzes worden gemaakt en ga nergens tegen in. Intussen geniet ik van de mooie dingen die ik zie en ervaar, en fantaseer verder.


Mijn kleinkind komt er aan. Dat is hoofdzaak. Wat is er mooier dan dat? Ik denk aan de mooie dingen die we zouden gaan doen. Nieuw leven, met de kleine naar het strand, samen in de plassen springen, poffertjes eten, verhaaltjes vertellen en nog veel meer. Dat is belangrijk. Niet de naam. Die is bijzaak.


Ik overdenk het nog eens allemaal rustig en dan belt ineens Thomas. Hij komt met een mededeling. Zijn toon van spreken is op dat moment, zoals ik het mij herinner, een beetje gedragen en verder als een volleerd acteur, heel erg zakelijk. Zijn vrouw Barbara vindt het ook allemaal prima, meldt hij. De nieuwe zoon of dochter (wat het wordt zeggen ze of weten ze niet, dat vertellen ze later) zal in alle gevallen Damen heten. Daar wordt niet meer aan getornd. Hij laat een diepe stilte vallen. Ik breek volledig.


Bij zo’n mededeling schiet je vol. Krokodillentranen zijn het niet, van bedrog is geen sprake. Het zijn puur de emoties die een mens in hun greep houden. Ik laat me opnieuw helemaal gaan. Huilen, huilen, stoppen is er niet meer bij.


Ik weet niet wat me overkomt. De tranen voel ik steeds opnieuw wellen, als ik denk wat er allemaal rond de naam Damen gebeurt. En kijk eens naar het indrukwekkende rijtje dat ontstaat:


Jan Damen, onze senior

Ton Damen

Thomas Damen

Ron Damen

en, … Damen


Het is een rijtje dat er niet zou zijn als mijn ouders mij niet geadopteerd hadden. Maar ook niet als ik geen zoon en dochter zou hebben, met wie we zo close zijn, die zelf Damen willen heten. Gevoelsmatig is de naamgeving voor mij weer hoofdzaak, dat is ook werkelijkheid, en nu mag ik mij laten gaan, ook al weet ik dat het ook goed was geweest als het balletje de andere kant uit was gerold.


Het is voor mij een fantastische afloop. Omdat ik besef hoe trots mijn vader Jan zou zijn geweest als hem dit zou overkomen, ben ik plaatsvervangend gelukkig. Dit is zo ontzettend mooi. We vieren dit thuis met alle vrienden en familieleden die bellen, en recent ook op Terschelling, waar we het glas heffen met onze vriend en relatie, steun en toeverlaat Boud van Roijen. We krijgen de groeten van zijn vader, Boudewijn, die net als hij ook makelaar in Amsterdam is - inmiddels makelaar in ruste - en met wie ik ook een bijzondere band heb.


Ons kleinkind, zegt zijn zoon Boud enthousiast, wordt een Waterman (net als Jan: 2 februari 1921). Ook vrienden bellen op en collega’s. Ze zijn, zeggen ze, zo blij voor Ellen en mij. Dat geeft steun en geborgenheid. Hoe ontroerd kan een mens zijn.


Cogito ergo sum: Ik denk, dus ik ben. Daar voeg ik graag aan toe: Ik voel emotie, dus ik leef.


Laat ons kleinkind maar groeien en geboren worden.

14 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page